Rechtbank Noord-Holland | ECLI:NL:RBNHO:2016:11559
Tijdens een zitting bij de rechtbank heeft de rechter bepaald dat er een bijzondere curator wordt benoemd om te onderzoeken of het belang van de minderjarige zich al dan niet tegen een zorgregeling met de vader verzet. De bijzonder curator heeft een rapport opgesteld. De bijzondere curator heeft in het rapport aangegeven dat zolang de minderjarige niet zelf aangeeft contact te willen met zijn vader het niet in het belang is dat er acties worden ondernomen om dit contact tot stand te brengen. De bijzondere curator adviseert dan ook om gaan toestemming te geven voor contact tussen vader en minderjarige op dit moment.
Op grond van artikel 1:377a, derde lid, onder d van het Burgerlijk Wetboek zal de vader het recht op omgang met het [minderjarige] worden ontzegd. De rechtbank merkt daarbij op dat een ontzegging van omgang tussen een ouder en een minderjarige in beginsel een in tijd beperkt karakter behoort hebben en dat het de taak is van beide ouders, waar mogelijk, de gronden voor een ontzegging van de omgang weg te nemen.
In het onderhavige geval echter acht de rechtbank (gelijk het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2013:9122) het – juist met het oog op de situatie waarin de ouders zich bevinden en de gebleken ernstige bezwaren tegen omgang van de zijde van de minderjarige geïndiceerd de ontzegging voor onbepaalde tijd uit te spreken.
Indien zich ontwikkelingen voordoen die ruimte creëren staat het de ouder die het aangaat vrij de rechter zo nodig opnieuw te benaderen.
Meer weten over omgang inzake minderjarigen?
Neem contact op:
Jennita Lodewijk
j.lodewijk@lt-advocaten.nl